zondag 11 maart 2012

DE GEHEIMZINNIGE STER


Op een nacht – het weer is goed, de zee is kalm
– verschijnt volkomen onverwacht een ster die
zo snel nadert dat ze al gauw een meteoor blijkt
die, zoals koortsachtig is berekend , de aardbol
weldra finaal verwoesten zal. Het asfalt smelt,
de ratten verlaten de riolen al. ’s Ochtends volgt
de knal: wat pannen van daken, wat scheuren
in muren, gesprongen leidingen en glas, gevaar
geweken, het gevaarte vervolgt zijn baan. Slechts
een brok ervan viel  noordelijk in de oceaan. Voor
Kuifje reden om met Bobbie op avontuur te gaan.

Voordat het geheel onder water zal verdwijnen
zet hij voet op het stukje buitenaardse grond.
Terstond groeit een paddestoel er tot enorm geval.
Uit de pitten van de appel waarvan hij niet verder
at omdat er een rups in zat, groeien ’s morgens al
planten en ’s middags staan er reuzenbomen waar
een vlinder tussen vliegt met een vleugelspanwijdte
die er niet om liegt.  Bobbie gaat op de loop voor
een kanjer van een spin. Gelukkig wordt die geplet
door een appel van een kilo of tien. Maar ook Kuifje
krijgt er een op zijn kners! Zoals het helden vergaat

worden ze op het nippertje gered. Zelfs de kapitein
is blij: ‘Eindelijk weer land in zicht, duizend bommen
en granaten!’ ‘Is de olie op?’ ‘Erger nog! De whisky!’
En zo zitten wij in een Brussels café, hij een Scotch,
voor Bobbie een bot, de reporter met thee, en ik met
een Stella en vragen: wat als wij honderd keer groter
en sneller leefden of veertig maal kleiner en trager?
Leven de planten onze tijd? En leeuwen? Bestaan er
planeten met nanoseconden tussen eten en schijt?
Hond noch heren kan het interesseren. Hun wacht
alweer een nieuw geheim: dat der vervlogen eeuwen.