maandag 29 december 2008

WHAT YOU'RE TOLD

Yangman (oom Gombrowicz zou ‘tante’ zeggen) Marc Reugebrink beklaagde zich er onlangs publiekelijk over dat toen hij destijds in de redactie van De Gids zat, daar ieder elan in de kiem werd gesmoord. Hij heeft daar in elk geval iets van opgestoken, van dat in de kiem smoren.
Hans Vandevoorde zond me zijn beschouwend stuk over de bloemlezing Hotel New Flandres toe. Een stuk dat hij op verzoek van de redactie van Yang – dat mag geloof ik niet, hè, met hoofdletter? – had geschreven maar dat na inlevering op zo veel weerstand stuitte dat hij besloot het terug te trekken.
“Aangezien de volledige redactie (yang heeft geen hoofdredacteur) zich niet kon vinden in de analyse van de criticus, vond zij het geen goed idee om de tekst zonder meer te publiceren in het laatste nummer van de jaargang. Ook leek het ons niet gepast om het stuk dan maar te voorzien van een distantiërende noot van de redactie. Dat leek ons respectloos en al te gemakkelijk,” zo laat Reugebrinks medeyangman Piet Joostens de wereld inmiddels weten.
Ik vertaal dat voor het gemak even: “We wilden de tijd hebben om onze pitbulls op scherp te krijgen en ze erop los te laten en dat lukte niet meer vóór de deadline van het laatste nummer van de jaargang dat tevens weleens het allerlaatste nummer van yang zou kunnen zijn, we treden immers weldra voltallig in het huwelijk met de voltallige redactie van Dirk van Bastelaere, lid van het trio dat voltallig Hotel New Flandres produceerde, en dan kun je toch niet op eigen erf een of andere domme hond ongestraft tegen de trouwbroek van je aanstaande laten pissen.”
Hans Vandevoorde zou waarlijk een nolles zijn geweest als hij zich aan het lijntje had laten houden om uiteindelijk te grazen genomen te worden.
Inmiddels publiceert Yangman Reugebrink al potsierlijk in Nieuw Zuid, het blad van de aanstaande met wie Yang innig zal versmelten, over de culturele wederwaardigheden rond een boek van hemzelf, waarin ik nu toch eindelijk eens moet proberen verder te komen dan, moeizaam, pagina zestig, om het daarna aan oom Witold uit te lenen, benieuwd of we tot een voltallige mening erover kunnen komen.